‘Ik zegen je’


Harry was opgenomen in een afkickkliniek. Het was voor hem een uitermate moeizaam proces om af te kicken. Hij had veel met justitie te maken gehad. Straf op straf. Hij was er nog lang niet. Op het terrein van de kliniek woonde een oude priester. Hij was deels verlamd, zat in een rolstoel en sprak moeilijk.  Op een dag hield de priester Harry staande. Ze wisselden enkele woorden. De priester legde een hand op zijn hoofd en zei: ‘Ik zegen je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’ Op dat moment brak er iets in Harry. Keer op keer was hij gestraft. Nooit had iemand tegen hem gezegd dat hij een gezegend mens was. Een jaar later nam Harry afscheid. Hij verklaarde tegenover het personeel en alle gasten in de kliniek: ‘Ik wil nu anders en ik kán nu ook anders. Want iemand heeft me gezegd: ‘Ik zegen je’ en dat mag ik niet beschamen.’ Uit HETBOEK: WOORDEN HEBBEN KRACHT                                     (24-10)